Hanneke Hendrix: Free-range parenting
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie ‘doet ook maar wat’ en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
‘F. vond dat jij je dochter een helm op moest zetten op de fiets,’ zegt vriendin K. aan de telefoon. Ik zit aan de ontbijttafel en ik was op de laptop de kranten aan het lezen. De dochter speelt buiten in het blitse nieuwe kippenhok annex speelhuis dat haar vader in elkaar getimmerd heeft.
‘F.? Zei F. dat?’ Ik zeg K. maar niet dat de dochter tegenwoordig weet hoe de kinderveilige sluitingen van de riempjes haar fietsstoel openmoeten. Ze is net zo handig als d’r vader: die keek drie minuten naar een stapel planken en timmerde vervolgens zonder bouwpakket dat kippenhok in elkaar. Ik krijg nog niet eens een verpakking pasta open zonder dat ik de inhoud als confetti over het aanrecht strooi.
Lees ook: Hanneke Hendrix: Te veel prikkels
Hoe dan ook: soms zit de dochter als een circusartiest met haar benen over mijn stuur op de fiets. Zingend en wel. Zonder riemen om. En inderdaad, nog steeds zonder helm. Want ik snuffel zo graag aan de wapperende haartjes op haar hoofd. Want hier rondom het dorp heb je geluk als je twee auto’s onderweg tegenkomt. Want, want, want… Ik weet ook wel dat ik zelf kan vallen. Dat er de vreselijkste dingen kunnen gebeuren als je even niet oplet. Ik weet het allemaal. Ik weet het, ik weet het, ik weet het. Maar ik zet die stap niet. Gewoon niet omdat ik het einde dan niet kan zien.
‘Goed vasthouden!’ roep ik meestal, na tien keer te zijn afgestapt om haar benen weer terug in de beugels te zetten en de riempjes weer vast te klikken. Moet ik iedere keer kwaad op haar worden als ze de riem weer losmaakt? Moet ik een nieuwe fietsstoel kopen? Op een ouderschapscursus gaan? Ik weet op zulke momenten niet goed of ik moet lachen of huilen. Meestal moet ik lachen. Maar dat zeg ik natuurlijk niet tegen K., want die zegt dat dat weer tegen F.
Als we hebben opgehangen, klik ik verder op de laptop. Na wat scrollen valt mijn oog op een artikel van Kim Brooks in de The New York Times. Over een moeder die erachter komt dat er een arrestatiebevel tegen haar is uitgevaardigd, omdat iemand de politie had ingeschakeld toen ze op een koele bewolkte dag haar vier jaar oude zoon vijf minuten in de auto had laten wachten om even een winkel in te rennen. Hij wilde per se in de auto blijven en zijn spelletje spelen. Deur op het kinderslot, raam een stukje open, prima.
Niet dus. Ik denk na. We hebben het er in onze podcast ook al eens over gehad: waar begin je met beveiligen? Is het een glijdende schaal? Zegt het iets over je ouderschap?
Moeten wij onze kinderen iedere minuut van de dag in de gaten houden? Ik vind van niet, al zeg ik dat zelden hardop. Want wat als er iets met de dochter gebeurt? Wat als ik val met haar in het fietsstoeltje? Dan zegt iedereen: jij hebt dat gedaan, jij bent een slechte moeder, jouw schuld, jij hebt geen helm gekocht.
Lees ook: Hanneke Hendrix: Vermoeid ouderschap
Buiten klinkt luid gehuil. De dochter hangt met haar armen aan de balustrade van het speelhuisje. Het laddertje dat ze er tegenaan had geschoven blijkt om te zijn gevallen. Als ik haar mee naar binnen neem, heeft ze een schaafwond op haar arm.
Ik plak de schaafwond met een gaasje en perenijsje.
Als ik haar neerzet brult ze: ‘HUISJE!’ en rent naar het kippenhok.
Ladder weer recht en verdwenen is ze.
‘VOORZICHTIG!’ roep ik haar achterna.
Ik zou nu de ladder kunnen innemen en haar verbieden in het kippenhok te spelen tot alle planken zijn afgeschuurd, er een afsluitbaar hek is gemaakt.
Uit het speelhuis klinkt gezang.
Ik loop weer naar binnen.
Uit het zicht.
Scharrelouders, noemde Brooks de ouders die niet steeds op hun kinderen letten. Maar ik denk dat scharrelkinderen in dit geval beter van toepassing is.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.